“De Stille Kracht” van Louis Couperus
Algemene
informatie
a.
Geef
de standaardtitelbeschrijving:
- Auteur: Louis Couperus
- Titel: De Stille
Kracht
- Uitgave: Amsterdam, 1989,
1e druk: 1900
- Aantal pagina’s: 215
b.
Genre:
naturalisme
c.
Korte
samenvatting: Otto van Oudijck is resident in Laboewangi op Java. Als
Nederlands bestuurder staat hij in deze hoedanigheid min of meer boven de
lokale adel die haar oude machtspositie behoudt. Zijn werk is alles voor hem.
Hij beseft dan ook niet dat zijn tweede vrouw Léonie hem achter zijn rug om
bedriegt met Theo, zijn zoon uit zijn eerste huwelijk. Zijn dochter Doddy heeft
stiekem een vriendje, Addy de Luce, waarmee ze vaak 's avonds gaat wandelen.
Wat Doddy en Otto echter niet weten, is dat Léonie ondertussen ook nog een
relatie onderhoudt met Addy.
Otto heeft een aantal
conflicten met het lokale bestuur. Bovendien negeert hij de adat, de lokale
gebruiken. Een pasar malam wordt op de verkeerde datum gehouden en voor een
nieuwe put wordt verzuimd een offermaal te geven. Waarschuwingen uit de
"geestenwereld" worden door Otto als bijgeloof afgedaan.
Een mysterieuze "stille
kracht" doet zich gelden. Wanneer Léonie in bad gaat, wordt ze vanaf het
dak op mysterieuze wijze bespogen met sirih. Ze raakt in paniek en haar
inheemse dienstmeid Oerip moet haar kalmeren. En hier blijft het niet bij. Een
spiegel wordt door een grote steen vernield, Otto’s bed wordt bevuild, glazen
breken spontaan in kleine stukjes, de whisky is bedorven en er klinkt
hamergeluid. Otto probeert een verklaring te ontdekken, maar vindt niets.
Inmiddels horen andere Nederlanders kindergehuil.
Heel Laboewangi spreekt over
de vreemde gebeurtenissen. Otto, wiens reputatie op het spel staat, zet nu
soldaten in om het huis uit te kammen en laat de badkamer afbreken. Het hele
huis wordt schoongemaakt en na een gesprek met de regent houden ook de mysterieuze
verschijnselen op. Otto heeft het gevoel de zaken weer in de hand te hebben en
voelt zich oppermachtig.
Maar de intriges gaan verder
en verzieken Otto's familieleven. Hij wordt uiteindelijk ziek en begint te
geloven dat er daadwerkelijk een "stille kracht" bestaat die heel wat
sterker is dan hij. Léonie en beide kinderen vertrekken uiteindelijk naar
Europa. Otto neemt ontslag en gaat een teruggetrokken leven leiden met een
Indonesische vrouw. In een laatste gesprek met zijn kennis Eva Eldersma erkent
Otto de stille kracht, die hem uiteindelijk heeft verslagen.
De roman eindigt met een
beschrijving van de uit Mekka terugkerende hadji die triomfantelijk worden
ingehaald door de lokale bevolking. De verteller beschrijft hoe het volksleven
van de Javanen in het geheel niet door de Westerlingen wordt geraakt. Zij en
hun geheimzinnige land verzetten zich tegen de ingrepen van de Nederlanders en
alles is vervuld van een stille kracht die zich aan de europeanisering
onttrekt.
Specifieke
opdracht: verwerkingsvragen
a.
Kenmerken
van het naturalisme:
-
De romanfiguren worden getoond als een complex
van handelingen, gedachten en vooral gevoelens, waarbij ook seksuele fantasieën
worden beschreven.
-
De werkelijkheid wordt uitgebreid, en zo
objectief mogelijk beschreven, ook de alledaagse bezigheden. Dit komt voort uit
het empirisme: als alles maar uitgebreid beschreven en geanalyseerd wordt, dan
zal de mens uiteindelijk in staat zijn om alles te begrijpen (positivisme).
-
Determinisme speelt een belangrijke rol: de
levensweg van een mens wordt geheel bepaald door genetische factoren en
omstandigheden (milieu, opvoeding en klimaat). In naturalistische romans heerst
een sterke noodlotsgedachte, de romanfiguren proberen te ontsnappen aan hun
lot, maar elke poging is tot mislukking gedoemd.
-
De hoofdpersonen zijn vaak zwaarmoedige figuren
die een uitzichtloos bestaan leiden.
b.
Voorbeelden
uit de tekst (situaties uit de tekst, fragmenten of citaten):
-
De romanfiguren worden uitgebreid beschreven.
Zowel hun handelingen als hun gedachten en gevoelens komen aan bod. Ondanks de
uitgebreide omschrijving die Couperus geeft, laat hij niet één keer merken wat
zijn mening is. Totaal objectief beschrijft hij de gevoelens van zijn
personages, alsof hij de gevoelens kan zien en zonder er zelf een mening over
te hebben, op kan schrijven.
Wat deerde haar zijn politiek, de geheele Hollandsche politiek, die zoo
gaarne in waardig aanzien houdt den Javaanschen adel, door welken zij de
bevolking regeert? Wat deerde haar of Van Oudijck, denkende aan den ouden
nobelen Pangéran, weemoed voelden om den zichtbaren ondergang zijner kinderen?
Haar deerde het alles niets, haar deerde nu alleen zichzelve, en Addy, en Theo.
In dit fragment wordt
duidelijk dat Couperus Léonies gedachten beschrijft, zonder er zelf een mening
over te geven. Léonie is getrouwd met Van Oudijck, maar gaat ondertussen vreemd
met zijn zoon uit een eerder huwelijk, Theo. Maar ook Theo wordt door haar
bedrogen. Léonie slaapt namelijk ook met de geliefde van haar stiefdochter
Doddy, genaamd Addy. In dit fragment aarzelt ze om het van Oudijck te
vertellen, maar vervolgens bedenkt ze zich dat haar dit alles niets uitmaakt en
ze alleen maar geïnteresseerd is in Addy en Theo.
-
De werkelijkheid wordt uitgebreid beschreven.
Ellenlange beschrijvingen van de natuur, van de gebouwen, van de mensen, van de
handelingen, van de gedachten en van de gevoelens. Er wordt zoveel beschreven,
dat er haast geen plek meer is voor dialogen. Hier volgt een fragment uit het
begin van het boek waarin het huis van Van Oudijck wordt beschreven.
Aan het einde der Lange Laan lag diep in zijn voortuin het
Rezidentie-huis. Laag, dadelijk in den nacht der waringinboomen, zigzagde het
zijne pannendaken, het eene achter het andere, naar de schaduw van den
achtertuin toe, met een primitieve lijn van dakteekening, over iedere galerij
een dak, over iedere kamer een dak, tot éene lange daksilhouet. Voor echter,
rezen de witte zuilen der voorgalerij, met de witte zuilen der portiek, hoog
blank en aanzienlijk op, met breede tusschenruimten, met groote opheid van
onotvangst, met eene uitbreiding van indrukwekkend paleisportaal. Door de open
deuren verschoot de middengalerij vaag naar achteren toe, met een enkel licht
opgeglimd.
-
Van Oudijck heeft veel last van ‘de Stille
Kracht’. Deze mysterieuze kracht doet dingen gebeuren waar hij geen grip op
heeft. Al deze zaken gebeuren, doordat hij geen acht slaat op de traditionele
Javaanse gebruiken. Hij roept dit lot dus over zich af en probeert er weer
vanaf te komen. Dit lukt hem echter niet en aan het einde van het boek, geeft
hij toe dat ‘De Stille Kracht’ te sterk voor hem was. Je zou dit kunnen zien
als een noodlotsgedachte.
-
De hoofdpersonen zijn vaak zwaarmoedige figuren
die een uitzichtloos bestaan leiden. Ook in ‘de stille kracht’ is dit zo. De personages
vragen zich vaak af of ze wel gelukkig zijn in het verre oosten. Vooral Eva, de
vrouw van de secretaris voelt zich niet gelukkig in Nederlands Indië. Uit het
volgende citaat blijkt dat ze zich vaak neerslachtig voelt.
Eigenlijk is het vreeslijk, zei Eva. Als ik jullie niet had, zoû het
vreeslijk zijn (…), zoo een bestaan in Laboewangi. Mijn man voelt dat niet, hij
werkt, zooals u, heeren, allen werken; wat kan men in Indië anders doen dan
werken, trots de warmte. Maar voor ons vrouwen! (…) O, het is verschrikkelijk!
Soms… in eens, beklemt het me. Soms voel ik in eens, dat ik mij niet gewend heb
aan Indië, en dat ik nooit zal wennen, en heb ik een heimwee naar Europa, naar
leven!
c.
Leg
uit welke mate het door jou gekozen boek een exponent is van de betreffende
stroming.
Het boek ‘De Stille Kracht’
van Louis Couperus is absoluut een exponent van het naturalisme. Overal waar
het over het naturalisme gaat, wordt dit boek dan wel de schrijver genoemd.
Bovendien zijn alle kenmerken van het naturalisme overduidelijk aanwezig in het
boek.