zondag 9 februari 2014

Leesverslag bij stromingsboeken 1880-1940

“De Stille Kracht” van Louis Couperus

Algemene informatie
a.       Geef de standaardtitelbeschrijving:
- Auteur: Louis Couperus
- Titel: De Stille Kracht
- Uitgave: Amsterdam, 1989, 1e druk: 1900
- Aantal pagina’s: 215
b.      Genre: naturalisme
c.       Korte samenvatting: Otto van Oudijck is resident in Laboewangi op Java. Als Nederlands bestuurder staat hij in deze hoedanigheid min of meer boven de lokale adel die haar oude machtspositie behoudt. Zijn werk is alles voor hem. Hij beseft dan ook niet dat zijn tweede vrouw Léonie hem achter zijn rug om bedriegt met Theo, zijn zoon uit zijn eerste huwelijk. Zijn dochter Doddy heeft stiekem een vriendje, Addy de Luce, waarmee ze vaak 's avonds gaat wandelen. Wat Doddy en Otto echter niet weten, is dat Léonie ondertussen ook nog een relatie onderhoudt met Addy.
Otto heeft een aantal conflicten met het lokale bestuur. Bovendien negeert hij de adat, de lokale gebruiken. Een pasar malam wordt op de verkeerde datum gehouden en voor een nieuwe put wordt verzuimd een offermaal te geven. Waarschuwingen uit de "geestenwereld" worden door Otto als bijgeloof afgedaan.
Een mysterieuze "stille kracht" doet zich gelden. Wanneer Léonie in bad gaat, wordt ze vanaf het dak op mysterieuze wijze bespogen met sirih. Ze raakt in paniek en haar inheemse dienstmeid Oerip moet haar kalmeren. En hier blijft het niet bij. Een spiegel wordt door een grote steen vernield, Otto’s bed wordt bevuild, glazen breken spontaan in kleine stukjes, de whisky is bedorven en er klinkt hamergeluid. Otto probeert een verklaring te ontdekken, maar vindt niets. Inmiddels horen andere Nederlanders kindergehuil.
Heel Laboewangi spreekt over de vreemde gebeurtenissen. Otto, wiens reputatie op het spel staat, zet nu soldaten in om het huis uit te kammen en laat de badkamer afbreken. Het hele huis wordt schoongemaakt en na een gesprek met de regent houden ook de mysterieuze verschijnselen op. Otto heeft het gevoel de zaken weer in de hand te hebben en voelt zich oppermachtig.
Maar de intriges gaan verder en verzieken Otto's familieleven. Hij wordt uiteindelijk ziek en begint te geloven dat er daadwerkelijk een "stille kracht" bestaat die heel wat sterker is dan hij. Léonie en beide kinderen vertrekken uiteindelijk naar Europa. Otto neemt ontslag en gaat een teruggetrokken leven leiden met een Indonesische vrouw. In een laatste gesprek met zijn kennis Eva Eldersma erkent Otto de stille kracht, die hem uiteindelijk heeft verslagen.
De roman eindigt met een beschrijving van de uit Mekka terugkerende hadji die triomfantelijk worden ingehaald door de lokale bevolking. De verteller beschrijft hoe het volksleven van de Javanen in het geheel niet door de Westerlingen wordt geraakt. Zij en hun geheimzinnige land verzetten zich tegen de ingrepen van de Nederlanders en alles is vervuld van een stille kracht die zich aan de europeanisering onttrekt.
Specifieke opdracht: verwerkingsvragen
a.       Kenmerken van het naturalisme:
-          De romanfiguren worden getoond als een complex van handelingen, gedachten en vooral gevoelens, waarbij ook seksuele fantasieën worden beschreven.
-          De werkelijkheid wordt uitgebreid, en zo objectief mogelijk beschreven, ook de alledaagse bezigheden. Dit komt voort uit het empirisme: als alles maar uitgebreid beschreven en geanalyseerd wordt, dan zal de mens uiteindelijk in staat zijn om alles te begrijpen (positivisme).
-          Determinisme speelt een belangrijke rol: de levensweg van een mens wordt geheel bepaald door genetische factoren en omstandigheden (milieu, opvoeding en klimaat). In naturalistische romans heerst een sterke noodlotsgedachte, de romanfiguren proberen te ontsnappen aan hun lot, maar elke poging is tot mislukking gedoemd.
-          De hoofdpersonen zijn vaak zwaarmoedige figuren die een uitzichtloos bestaan leiden.
b.      Voorbeelden uit de tekst (situaties uit de tekst, fragmenten of citaten):
-          De romanfiguren worden uitgebreid beschreven. Zowel hun handelingen als hun gedachten en gevoelens komen aan bod. Ondanks de uitgebreide omschrijving die Couperus geeft, laat hij niet één keer merken wat zijn mening is. Totaal objectief beschrijft hij de gevoelens van zijn personages, alsof hij de gevoelens kan zien en zonder er zelf een mening over te hebben, op kan schrijven.

Wat deerde haar zijn politiek, de geheele Hollandsche politiek, die zoo gaarne in waardig aanzien houdt den Javaanschen adel, door welken zij de bevolking regeert? Wat deerde haar of Van Oudijck, denkende aan den ouden nobelen Pangéran, weemoed voelden om den zichtbaren ondergang zijner kinderen? Haar deerde het alles niets, haar deerde nu alleen zichzelve, en Addy, en Theo.

In dit fragment wordt duidelijk dat Couperus Léonies gedachten beschrijft, zonder er zelf een mening over te geven. Léonie is getrouwd met Van Oudijck, maar gaat ondertussen vreemd met zijn zoon uit een eerder huwelijk, Theo. Maar ook Theo wordt door haar bedrogen. Léonie slaapt namelijk ook met de geliefde van haar stiefdochter Doddy, genaamd Addy. In dit fragment aarzelt ze om het van Oudijck te vertellen, maar vervolgens bedenkt ze zich dat haar dit alles niets uitmaakt en ze alleen maar geïnteresseerd is in Addy en Theo.

-          De werkelijkheid wordt uitgebreid beschreven. Ellenlange beschrijvingen van de natuur, van de gebouwen, van de mensen, van de handelingen, van de gedachten en van de gevoelens. Er wordt zoveel beschreven, dat er haast geen plek meer is voor dialogen. Hier volgt een fragment uit het begin van het boek waarin het huis van Van Oudijck wordt beschreven.

Aan het einde der Lange Laan lag diep in zijn voortuin het Rezidentie-huis. Laag, dadelijk in den nacht der waringinboomen, zigzagde het zijne pannendaken, het eene achter het andere, naar de schaduw van den achtertuin toe, met een primitieve lijn van dakteekening, over iedere galerij een dak, over iedere kamer een dak, tot éene lange daksilhouet. Voor echter, rezen de witte zuilen der voorgalerij, met de witte zuilen der portiek, hoog blank en aanzienlijk op, met breede tusschenruimten, met groote opheid van onotvangst, met eene uitbreiding van indrukwekkend paleisportaal. Door de open deuren verschoot de middengalerij vaag naar achteren toe, met een enkel licht opgeglimd.

-          Van Oudijck heeft veel last van ‘de Stille Kracht’. Deze mysterieuze kracht doet dingen gebeuren waar hij geen grip op heeft. Al deze zaken gebeuren, doordat hij geen acht slaat op de traditionele Javaanse gebruiken. Hij roept dit lot dus over zich af en probeert er weer vanaf te komen. Dit lukt hem echter niet en aan het einde van het boek, geeft hij toe dat ‘De Stille Kracht’ te sterk voor hem was. Je zou dit kunnen zien als een noodlotsgedachte.

-          De hoofdpersonen zijn vaak zwaarmoedige figuren die een uitzichtloos bestaan leiden. Ook  in ‘de stille kracht’ is dit zo. De personages vragen zich vaak af of ze wel gelukkig zijn in het verre oosten. Vooral Eva, de vrouw van de secretaris voelt zich niet gelukkig in Nederlands Indië. Uit het volgende citaat blijkt dat ze zich vaak neerslachtig voelt.

Eigenlijk is het vreeslijk, zei Eva. Als ik jullie niet had, zoû het vreeslijk zijn (…), zoo een bestaan in Laboewangi. Mijn man voelt dat niet, hij werkt, zooals u, heeren, allen werken; wat kan men in Indië anders doen dan werken, trots de warmte. Maar voor ons vrouwen! (…) O, het is verschrikkelijk! Soms… in eens, beklemt het me. Soms voel ik in eens, dat ik mij niet gewend heb aan Indië, en dat ik nooit zal wennen, en heb ik een heimwee naar Europa, naar leven!

c.       Leg uit welke mate het door jou gekozen boek een exponent is van de betreffende stroming.

Het boek ‘De Stille Kracht’ van Louis Couperus is absoluut een exponent van het naturalisme. Overal waar het over het naturalisme gaat, wordt dit boek dan wel de schrijver genoemd. Bovendien zijn alle kenmerken van het naturalisme overduidelijk aanwezig in het boek.