donderdag 16 mei 2013

Beschouwing Verlichting


De filosofen in de 17e en 18e eeuw noemden hun eigen tijd de Verlichting.  Ze noemden die periode zo, omdat zij de ‘donkere eeuwen’ van de onwetende mens achter zich hadden gelaten. Ze zagen zichzelf als ‘verlicht’, alsof er plotseling een lampje was gaan branden dat licht gaf in de duisternis . De aanhangers van deze stroming hadden grootse plannen: mensen moesten mondig worden gemaakt en er moest een eerlijke verdeling van de macht komen, het onderwijs en de opvoeding moesten verbeterd worden, de nadruk moest komen te liggen op verdraagzaamheid en er moest godsdienstvrijheid zijn voor iedereen. Dit zijn natuurlijk allemaal prachtige idealen, maar wat is ervan terechtgekomen?
Sinds de tijd van de verlichting is er een heleboel veranderd. Mensen zijn nu minder op hun mondje gevallen dan in de achttiende eeuw. In Nederland is er zelfs een wet die mensen de vrijheid geeft om hun mening te uiten. Zo kan iedereen zijn mening ongestraft geven. Soms leidt dit wel tot een storm in een glas water: rond de troonswisseling ontstond grote ophef over het koningslied dat niet mooi zou zijn. Het is prachtig dat iedereen zo makkelijk kan zeggen wat hij vindt, maar hierdoor keken er maar weinig mensen met een kritische blik naar de parlementaire democratie waarin wij leven.
Deze parlementaire democratie is in vergelijking met de tijd van de verlichting een grote vooruitgang en een doorsnee verlichter zou waarschijnlijk erg gelukkig zijn met ons bestuurssysteem. Het bestuur ligt niet meer bij de koning en de adel, die door hun afkomst de macht verkregen, maar bij een gekozen parlement. Toch zou deze tijdreizende verlichter inzien dat er nog steeds dingen te verbeteren zijn. Het is immers een parlementaire monarchie die we hebben en er is dus nog steeds een koning, wat duidt op ongelijk verdeelde macht.
Het onderwijs is door de leerplicht sterk vooruit gegaan. Alle kinderen moeten vanaf hun vierde tot en met hun achttiende levensjaar verplicht naar school. Dit heeft ervoor gezorgd dat zowel kinderen van rijke ouders als kinderen van ouders die het minder breed hebben, naar school kunnen. Zo krijgt iedereen hetzelfde onderwijs en de opvoeding die zij op school krijgen is dus ook min of meer hetzelfde. Dit was tijdens de Verlichting nog niet zo.  
De verlichters wilden ook dat men verdraagzaam was voor elkaar en dat iedereen mocht geloven wat hij zelf wilde. In ons land is er tegenwoordig grotendeels sprake van godsdienstvrijheid. Volgens de wet mag iedereen zelf weten welke religie hij aanhangt, maar er zijn nog steeds mensen die elkaar het leven zuur maken vanwege hun geloof. Sinds de Verlichting is de tolerantie ten opzichte van buitenlanders ook afgenomen. Eerst werd iedereen gewoon geaccepteerd. Alle vluchtelingen waren hier zonder meer welkom en ook de gastarbeiders werden in het begin warm onthaald. Vandaag te dag schijnen we minder verdraagzaam te zijn naar allochtonen. Dit ideaal van verdraagzaamheid heeft dus lange tijd bestaan, maar dreigt nu weer weg te ebben.
Kortom: veel idealen van de filosofen uit de verlichting zijn min of meer nagevolgd. Sommige ‘verlichtersdromen’ zijn helemaal uitgekomen, zoals de vrijheid van meningsuiting, andere zijn aan het wegvagen, zoals verdraagzaamheid (t.o.v. buitenlanders). Al met al is duidelijk te zien dat hun manier van denken is gebleven. Ze vonden dat de nadruk moest komen te liggen op de rede, op het verstand. Daarmee kon volgens hen alles beredeneerd worden. Deze belangrijke trend is door alle generaties na hen voortgezet en vormt de basis van onze hedendaagse samenleving.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten