De filosofen in de 17e
en 18e eeuw noemden hun eigen tijd de Verlichting. Ze noemden die periode zo, omdat zij de
‘donkere eeuwen’ van de onwetende mens achter zich hadden gelaten. Ze zagen
zichzelf als ‘verlicht’, alsof er plotseling een lampje was gaan branden dat licht
gaf in de duisternis . De aanhangers van deze stroming hadden grootse plannen:
mensen moesten mondig worden gemaakt en er moest een eerlijke verdeling van de
macht komen, het onderwijs en de opvoeding moesten verbeterd worden, de nadruk
moest komen te liggen op verdraagzaamheid en er moest godsdienstvrijheid zijn
voor iedereen. Dit zijn natuurlijk allemaal prachtige idealen, maar wat is ervan
terechtgekomen?
Sinds de tijd van de
verlichting is er een heleboel veranderd. Mensen zijn nu minder op hun mondje
gevallen dan in de achttiende eeuw. In Nederland is er zelfs een wet die mensen
de vrijheid geeft om hun mening te uiten. Zo kan iedereen zijn mening ongestraft
geven. Soms leidt dit wel tot een storm in een glas water: rond de
troonswisseling ontstond grote ophef over het koningslied dat niet mooi zou
zijn. Het is prachtig dat iedereen zo makkelijk kan zeggen wat hij vindt, maar
hierdoor keken er maar weinig mensen met een kritische blik naar de
parlementaire democratie waarin wij leven.
Deze parlementaire democratie
is in vergelijking met de tijd van de verlichting een grote vooruitgang en een
doorsnee verlichter zou waarschijnlijk erg gelukkig zijn met ons bestuurssysteem.
Het bestuur ligt niet meer bij de koning en de adel, die door hun afkomst de
macht verkregen, maar bij een gekozen parlement. Toch zou deze tijdreizende
verlichter inzien dat er nog steeds dingen te verbeteren zijn. Het is immers een
parlementaire monarchie die we hebben
en er is dus nog steeds een koning, wat duidt op ongelijk verdeelde macht.
Het onderwijs is door de
leerplicht sterk vooruit gegaan. Alle kinderen moeten vanaf hun vierde tot en
met hun achttiende levensjaar verplicht naar school. Dit heeft ervoor gezorgd
dat zowel kinderen van rijke ouders als kinderen van ouders die het minder
breed hebben, naar school kunnen. Zo krijgt iedereen hetzelfde onderwijs en de
opvoeding die zij op school krijgen is dus ook min of meer hetzelfde. Dit was
tijdens de Verlichting nog niet zo.
De verlichters wilden ook dat
men verdraagzaam was voor elkaar en dat iedereen mocht geloven wat hij zelf
wilde. In ons land is er tegenwoordig grotendeels sprake van
godsdienstvrijheid. Volgens de wet mag iedereen zelf weten welke religie hij
aanhangt, maar er zijn nog steeds mensen die elkaar het leven zuur maken
vanwege hun geloof. Sinds de Verlichting is de tolerantie ten opzichte van
buitenlanders ook afgenomen. Eerst werd iedereen gewoon geaccepteerd. Alle
vluchtelingen waren hier zonder meer welkom en ook de gastarbeiders werden in
het begin warm onthaald. Vandaag te dag schijnen we minder verdraagzaam te zijn
naar allochtonen. Dit ideaal van verdraagzaamheid heeft dus lange tijd bestaan,
maar dreigt nu weer weg te ebben.
Kortom: veel idealen van de
filosofen uit de verlichting zijn min of meer nagevolgd. Sommige ‘verlichtersdromen’
zijn helemaal uitgekomen, zoals de vrijheid van meningsuiting, andere zijn aan
het wegvagen, zoals verdraagzaamheid (t.o.v. buitenlanders). Al met al is
duidelijk te zien dat hun manier van denken is gebleven. Ze vonden dat de
nadruk moest komen te liggen op de rede,
op het verstand. Daarmee kon volgens hen alles beredeneerd worden. Deze
belangrijke trend is door alle generaties na hen voortgezet en vormt de basis
van onze hedendaagse samenleving.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten